Cursusbeschrijving
A2 is het tweede niveau van Nederlandse taalbeheersing volgens het Europees Referentiekader (ERK). Op dit niveau breiden leerlingen hun basisvaardigheden uit om alledaagse taken en gesprekken met meer vertrouwen aan te kunnen. A2 richt zich op praktische communicatie in vertrouwde contexten en verbetert de luister-, spreek-, lees- en schrijfvaardigheden.
Belangrijke aspecten van A2:
1. Begrijpen van veelvoorkomende zinnen:
Op A2-niveau begrijp je en gebruik je veelvoorkomende uitdrukkingen die te maken hebben met persoonlijke informatie, winkelen, werk en lokale geografie. Dit stelt je in staat om meer gedetailleerde gesprekken te voeren dan op A1.
2. Luisteren naar eenvoudige, duidelijke spraak:
Je kunt de hoofdpunten volgen van duidelijke spraak over vertrouwde onderwerpen. Dit omvat het begrijpen van aanwijzingen, korte uitleggen en eenvoudige instructies die langzaam worden gegeven.
3. Lezen van korte, eenvoudige teksten:
Je kunt korte, eenvoudige teksten lezen en begrijpen, zoals e-mails, advertenties, menu’s en eenvoudige artikelen. De woordenschat blijft eenvoudig, maar je begrijpt de algemene betekenis van geschreven berichten.
4. Communiceren in dagelijkse taken:
Je kunt dagelijkse situaties aan, zoals boodschappen doen, plannen bespreken en eenvoudige meningen geven. Gesprekken kunnen iets langer en gedetailleerder zijn dan op A1, maar blijven gericht op bekende onderwerpen.
5. Schrijven van eenvoudige teksten:
Je kunt korte berichten schrijven, zoals persoonlijke brieven of notities, en gevoelens of informatie over het dagelijks leven delen. Het schrijven omvat meer gestructureerde zinnen, maar blijft eenvoudig qua vorm en inhoud.
Wat te verwachten op A2-niveau:
– Deelnemen aan vertrouwde gesprekken:
Je kunt deelnemen aan eenvoudige uitwisselingen over persoonlijke onderwerpen (zoals familie, werk, hobby’s), dagelijkse taken of directe behoeften. Gesprekken kunnen vragen en antwoorden bevatten, instructies geven of eenvoudige plannen bespreken.
– Begrijpen van dagelijkse informatie:
Je kunt korte gesprekken volgen of eenvoudige teksten lezen over het dagelijks leven, zoals boodschappenlijstjes, roosters of eenvoudige instructies, en de kern van het bericht begrijpen.
– Gebruik van eenvoudige grammatica en woordenschat:
Op A2-niveau ben je comfortabeler met basisgrammatica, zoals het gebruik van de verleden tijd om eenvoudige gebeurtenissen te beschrijven. Je bouwt ook een grotere woordenschat op die betrekking heeft op dagelijkse activiteiten.
Voorbeelden van wat je kunt op A2:
– Praten over persoonlijke ervaringen: “Afgelopen weekend ging ik met mijn familie naar het park.”
– Eenvoudige instructies geven: “Ga rechtdoor en sla dan linksaf bij het verkeerslicht.”
– Vragen en advies geven: “Wat moet ik dragen?” of “Je moet een paraplu meenemen.”
– Een korte brief schrijven: “Bedankt voor de uitnodiging. Ik kom naar het feest.”
Doel van A2:
Het doel van A2 is om leerlingen meer onafhankelijkheid te geven in dagelijkse situaties. Op dit niveau kun je langere gesprekken voeren en een verscheidenheid aan sociale interacties beheren. Hoewel je nog steeds eenvoudige zinnen gebruikt, ben je beter in staat om te communiceren over vertrouwde onderwerpen.
Voorbereiding op het volgende niveau:
Na het behalen van A2 ben je klaar om door te gaan naar B1, waar je zult werken aan het voeren van complexere gesprekken, het begrijpen van gedetailleerde teksten en het gebruik van de taal in minder voorspelbare situaties.