Cursusbeschrijving
A1 is het eerste niveau van de Nederlandse taalbeheersing volgens het Common European Framework of Reference (CEFR). Dit is het beginnersniveau, waarbij de focus ligt op het verwerven van basiskennis van de taal om eenvoudige gesprekken te voeren en basisinformatie te begrijpen.
Belangrijke aspecten van A1:
1. Basiswoordenschat en Zinnen:
Op A1-niveau leer je basiswoorden en -zinnen die je nodig hebt in alledaagse situaties, zoals begroetingen, jezelf voorstellen, en eenvoudige vragen stellen en beantwoorden.
2. Luisteren naar Eenvoudige Gesprekken:
Je kunt vertrouwde woorden en zinnen begrijpen wanneer deze langzaam en duidelijk worden uitgesproken. Denk hierbij aan korte aankondigingen of eenvoudige vragen in een gesprek.
3. Lezen van Korte Teksten:
Op dit niveau kun je eenvoudige, korte teksten lezen zoals mededelingen, e-mails of korte berichten. De teksten bevatten meestal basiswoordenschat en bekende uitdrukkingen.
4. Eenvoudige Gesprekken Voeren:
Je kunt korte en eenvoudige gesprekken voeren over vertrouwde onderwerpen. Dit omvat praten over je dagelijkse routines, familie, eten, en werk. Vaak gaat het om directe communicatie waarin je korte antwoorden geeft of vraagt.
5. Schrijven van Korte Zinnen:
Je kunt eenvoudige korte zinnen en teksten schrijven, bijvoorbeeld om een briefje te maken of een eenvoudig bericht te sturen. Het schrijven blijft beperkt tot basisuitdrukkingen.
Wat je kunt verwachten op A1-niveau:
– Spreken en Begrijpen in Eenvoudige Situaties:
Je kunt basisinformatie geven en begrijpen in situaties zoals een winkelbezoek, een eenvoudig gesprek met een vriend, of het vragen om richting.
– Langzaam Spreken en Duidelijke Teksten:
De communicatie moet langzaam en duidelijk zijn, omdat je nog niet genoeg taalbeheersing hebt om snel of complex taalgebruik te begrijpen.
– Beperkt Woordenschat en Structuren:
Je beheerst basisgrammatica zoals werkwoordsvormen in de tegenwoordige tijd en eenvoudige zinsstructuren. De focus ligt op het leren van alledaagse woorden en veelvoorkomende zinsstructuren.
Voorbeelden van wat je kunt op A1:
– Iemand begroeten en jezelf voorstellen:
“Hallo, ik ben Anna. Hoe gaat het met jou?”
– Simpele vragen stellen:
“Waar is de supermarkt?” of “Hoe laat is het?”
– Basisinformatie over jezelf geven:
“Ik woon in Amsterdam. Ik werk in een winkel.”
Doel van A1:
Het doel van A1 is om een eerste kennismaking met de Nederlandse taal te bieden en de basisvaardigheden te ontwikkelen die je in het dagelijks leven nodig hebt. Dit niveau helpt je om zelfverzekerder te worden in eenvoudige communicatieve situaties.
Voorbereiding op Volgende Niveau:
Na het behalen van A1 kun je doorgaan naar A2, waar je leert om complexere zinnen te gebruiken en je communicatievaardigheden verder uitbreidt.